Het verslag van dr. Paul Cheney van
de eerste internationale XMRV-workshop
op de website van Phoenix Rising spitst zich toe op twee onderwerpen:
- een verklaring voor de vraag waarom XMRV-studies tegenstrijdige resultaten opleveren én
- wat een diermodel (makaken) ons over XMRV-infekties zouden kunnen leren.
ad 1.
In het kommentaar wordt naast de reeds bekende verklaringen
(de onderzochte patiëntengroep, de gebruikte methode/methoden (kweek, PCR, antilichamen)
een derde mogelijke verklaring aangedragen voor het feit dat
de ene onderzoeksgroep bij 86,5% van de patiënten MLV/XMRV aantreft en andere 0%:
het afnemen, opslaan en verwerken van het bloed (bijv. isoleren van DNA uit het bloedmonsters).
ad 2.
Als XMRV geïnjekteerd wordt bij makaken zoals in een studie van Silverman en kollega's,
is het virus al vrij snel niet meer in het bloed aan te tonen/terug te vinden.
Maar het virus is in vrij grote concentraties teruggevonden in weefsel,
m.n. baarmoederhals/prostaat, maag-darmkanaal, longblaasjes en sinussen.
Een langdurig aanwezige, latente (nauwelijks zichtbare) infektie kan aktief worden
door een aantal specifieke "aanhechtingsplaatsen" in het DNA (zogenaamde response elements):
die van glucocorticoïden (bijnierschorshormonen, zoals het stresshormoon cortisol),
die van androgeen: mannelijk geslachtshormoon
(geldt dit ook voor eostrogeen?) en
die van NF-kappaB: de grote regelneef van inflammatie/ontstekingsprocessen.
Met andere woorden: stress, fysieke inspanning, (bij)infekties lijken XMRV te doen ontwaken.
Gegeven
de karakteristieke effekten van inspanning en stress in ME/CVS
klinkt dit aannemelijk.
Voor het (met hyperlinks aangevulde) verslag van Paul Cheney, klik op onderstaand logo.
|