Belangrijke opmerkingen m.b.t. de Oxford-kriteria
die onder sterke invloed van prof. Simon Wessely ontwikkeld zijn, en
die met name door psycheuten (Oxford, Nijmegen en Leuven) toegepast worden.
De Oxford-kriteria (Sharpe 1991) zijn vrijwel uitsluitend gebaseerd op
"VERMOEIDHEID die langer dan een half jaar duurt".
Ook worden patiënten met psychische aandoeningen nadrukkelijk NIET uitgesloten.
In vergelijking met de CDC-kriteria van 1995 (beter 1994)
worden dus NIET de nevenkriteria gehanteerd en
worden ook NIET psychiatrische (mentale) aandoeningen uitgesloten.
Voor velen is het duidelijk, dat je hiermee
geen ME- of CVS-patiënten selekteert,
maar een ratjetoe van mensen,
waarvan velen een psychiatrische aandoening (kunnen) hebben.
Het belangrijkste verschil met de officiële kriteria 1988 en 1994 (zie Ziekte)
is natuurlijk gelegen in het feit dat ze "psychische definitie" psychische stoornissen expliciet niet uitsluit.
Dit in tegenstelling tot de officiële ME-definitie die als officiële ziekte erkend is.
Dus mensen met een psychische stoornis worden/werden bijv. in een onderzoek naar Kognitieve Gedragstherapie (CBT) wel meegenomen.
Een ander belangrijk verschil is dat een ME-patiënt volgens de officiële kriteria aan een aantal symptomen moet hebben (nevenkriteria).
De verwarring rond wie ME heeft wordt mijns inziens bewust door Wessely en de zielenknijpers uit Nijmegen gekreëerd.
Daarnaast worden ook de feiten verdraaid.
Omdat mensen met ME veel meer lichamelijke klachten hebben dan mensen met bijv. depressie (zie een onderzoek van Suhadolink uit 2004) en
omdat Nijmegen eist dat "ME-ers" bijv. geen medicijnen gebruiken en niet bedlegerig zijn,
worden in onderzoek naar het succes van CBT relatief veel mensen uit de "niet-ME-groep" meegeteld.
Wetenschappelijk onderzoek op basis van de Oxford-kriteria zegt derhalve niets over ME.
Zo is het "succespercentage" van CGT (±40%), nog veel te hoog,
omdat het mensen met "chro-nische vermoeidheid" (als gevolg van diverse psychische en medische problemen) betreft.
Een belangrijk gevolg van de verwarring die door Nijmegen en Oxford gekreëerd wordt,
is dat het etiket niet meer zuiver is
(veel huisartsen zijn bijv. helemaal niet op de hoogte van dit essentiële verschil).
Hierdoor worden depressieve mensen, mensen met burnout en ME-ers op een hoop geveegd.
De resultaten van deze Babylonische spraakverwarring zijn onder meer:
There can be no credible doubt that
the Oxford case definition excludes those with neurological disorders and
this was confirmed in 1991 by psychiatrist Anthony David (colleague and co-author with Simon Wessely)
who referred to the Oxford criteria shortly after they were published:
"British investigators have put forward an alternative, less strict, operational definition,
which is essentially chronic fatigue in the absence of neurological signs (but) with psychiatric symptoms as common associated features."
In het Nederlands:
Met de Oxford-ME-kriteria selekteert men
nauwelijks "chronisch vermoeiden met neurologische afwijkingen" (ME-patiënten),
maar hoofdzakelijk chronisch vermoeiden met psychiatrische stoornissen.
Bron:
Postviral syndrome and psychiatry.
AS David.
British Medical Bulletin 1991:47:4:966-988).
Update augustus 2007:
Inmiddels zijn de Fukuda-kriteria voor CVS uit 1994 (klik hier)
door het CDC en de biopsychosociale school opgerekt tot
de "gestandaardiseerde 1994-kriteria" gebaseerd op vragenlijstjes (klik hier).
Hierdoor zijn de verschillen tussen de Oxford-kriteria van de psycheuten en
de CVS-kriteria in de praktijk nagenoeg verdwenen.
Biomedische wetenschappers pleitten voor:
harde diagnosekriteria, zoals de Canadese richtlijnen uit 2003 (klik hier) en
onderverdeling op basis van objektieve metingen (waarden: parameters)
De Canadese kriteria en de Hyde-kriteria (klik hier),
zo blijkt uit onderzoek van prof. Jason,
selekteren hoofdzakelijk patiënten die we ME-patiënten noemen...
Voor de geschiedenis van kriteria en het belang daarvan:
klik hier.
|