Voor achtergronden/toelichting bij de theorie van prof. de Meirleir
verwijs ik U naar:
- de transkriptie van een interview uit juli 2006:
klik hier,
hier,
hier en
hier en
- de pagina die de theorie van prof. de Meirleir beschrijft:
klik hier.
ME/CVS: een immuunziekte.
De kern volgens prof. de Meirleir: ME/CVS is een (dis)immuunziekte.
Bij ME/CVS-patiënten worden diverse immunologische afwijkingen
vastgesteld:
- inflammatoire afwijkingen (interleukine-6 en CRP)
- interferon-aktiviteit
- NK-cel-afwijkingen (aktiviteit en aantal)
- complement cascade
Saillant detail: in Japan wordt "CFS" soms ook wel Low NK-syndrome genoemd.
Belangrijke komponenten van de afweer tegen lichaamsvreemd genetisch
materiaal,
zoals virussen (virusdeeltjes), zijn het RNAse-L-systeem, het
PKR-systeem en NF-kB.
De rol die NF-kB speelt, kwam ook ter sprake in de lezing van prof. Maes:
klik hier.
ME/CFS wordt gekenmerkt door afwijkingen in het RNAse-L- en/of
PKR-subsysteem!
Vervolgens ging prof. de Meirleir dieper in op afwijkingen in het
RNAse-L-subsysteem.
Normaal wordt RNAse-L geaktiveerd door 2,5-OAS.
Het gewone 2,5-OAS kent 3 varianten: p41 (of p46), p69 (p71) en p100.
De p69-variant
van 2,5-OAs produceert
zogenaamde trimeren;
de p100-variant dimeren.
Als RNAse-L, een slapend enzym, door zogenaamde dimeren geaktiveerd
wordt,
zoals bij ME/CVS-patiënten, ontstaat een onbeschermde vorm van aktief RNAse-L.
Normaal echter wordt RNAse-L voor 95% geaktiveerd door trimeren en
tetrameren.
In dat geval ontstaat er een aktief RNAse-L dat bestand is tegen
aanvallen van buitenaf.
Omdat RNAse-L niet beschermd is, kan het worden verknipt tot zogenaamde
RNAse-L-fragmenten door zogenaamde proteasen (splitsers), zoals elastase en
calpain.
Doordat RNAse-L "verknipt" wordt, funktioneert dit deel van het
afweersysteem niet goed!
Gevolg: het lichaam is niet (goed) in staat pathogenen
(virussen etc.) uit te schakelen.
Het "verknippen" van gewoon RNAse-L resulteert in twee
RNAse-L-fragmenten:
het 30 kDa-fragment en het 37-kDa-fragment. Elk van die fragmenten geeft
een aantal problemen, die elk een belangrijke rol spelen in de
pathofysiologie van ME/CVS.
Het 30-kDa-fragment heeft een ankyrine-domein.
De rem van RNAse-L, RLI genaamd, haakt aan bij dit ankyrine-domein.
Het probleem is echter dat RLI sterke gelijkenis vertoont met enkele
ABC-transporters.
Door die gelijkenis is RLI ook in staat aan te haken bij die
ABC-transporters
(met name de ABC7, MDR3, CFTR, TAP1, ABC3, ABC8, MRP1, MRP3 en
MRP6-transporter).
De ABC-transporters (vervoersmiddelen) zorgen voor de ionen-uitwisseling
die de cel in staat stelt in haar behoeften te voorzien. Deze worden nu
gebruikt door zwartrijders.
Hierdoor kan de cel niet aan de eigen behoefte voldoen en dus niet goed
funktioneren.
Dit probleem, verstoring van het ionen-kanaal, wordt het
channelopathie genoemd.
Het 37-kDA-fragment is aktief, maar kan niet gestopt worden door
de rem (RLI).
Dit fragment gaat zich nu tegen de gastheer keren:
RNA, het basismateriaal voor eiwitten: halffabrikaat gene
expression, wordt verknipt.
Dit is één van de redenen waarom gene expression niet het gehele verhaal
vertelt!
Het verknippen van het basismateriaal voor essentiële eiwitten heeft
grote gevolgen.
Samengevat leidt dit tot de volgende vicieuze cirkel:
Bij ME/CVS-patiënten wordt tevens een 2,5-OAS-achtig eiwit aangemaakt
(2,5-OASL).
Eén variant van dit eiwit (p30) blokkeert de schildklierhormoon-receptor,
twee andere varianten van dit eiwit (p56 en p59) vernietigen dit "ontvangststation".
Hierdoor worden organen niet (goed) aangestuurd door de
schildklierhormoon.
Dus ook al is de hoeveelheid schildklierhormoon in het bloed etc.
normaal,
de "schildklierfunktie" van het lichaam werkt niet goed (hypothyroidisme).
Dit is een mogelijke oorzaak van het probleem onlangs door Tjörve
geschetst: klik hier.
Bij een deel van de patiënten is ook het PKR-subsysteem (hyper)aktief.
Op basis van de antwoorden op de volgende twee vragen:
- Is het PKR-systeem (over)aktief?
- Is er sprake van RNAse-L-fragmentatie?
kunnen drie typen patiënten onderscheiden worden met elk hun eigen
kenmerken!
Tenslotte ging prof. de Meirleir nog kort in op een studie van dr. Nancy
Klimas
die de genenaktiviteit van 3800 genen bij 23 ME/CVS-patiënten heeft
onderzocht.
Van 117 genen was de genenaktiviteit afwijkend.
Het merendeel van die genen (eiwitten) heeft betrekking op het
afweersysteem.
De genenaktiviteit van patiënten met "geleidelijk begin" en "plots begin"
was verschillend.
|