Follow FrankTwisk on Twitter  
   

 

 

 

 

 

 

3 Over de diagnose

 

 

 

3.1  Diagnose - Kriteria

 

Hoe stelt U CVS of M.E. vast?

Gebruikt U de kriteria nog, de 1988-kriteria, de 1994-kriteria?

Of doet U dat anders?

 

Ik gebruik de Canadese kriteria of de Fukuda-kriteria.

Maar dat is eigenlijk voor mij niet (meer)  belangrijk.

Als iemand hier komt, dan kijk ik eerst of het symptomenkomplex klopt.

Dan kun je de 20 symptomen van de Canadese richtlijnen gebruiken.

 

Als die in gro­te mate aanwezig zijn, samen met het niet-herstellen na inspanning,

wat toch hét kenmerkende symptoom is, doen we verder onderzoek…

Als iemand maar twee symptomen heeft, dan ga ik die niet onderzoeken.

 

De Fukuda-kriteria (uit 1994, FT) zijn trouwens niet opgesteld voor klinici.

Daarover bestaan een groot misverstand.

De 1988-/1994-kriteria zijn opgesteld voor wetenschappers,

opdat ze over hetzelfde probleem zouden spreken.

Om in onderzoek een zekere homogeniteit te kreëren over een ziektebeeld, dat nog niet goed begrepen werd.

 

Die kriteria waren niet bedoeld voor klinische doeleinden (behandelaars).

Men heeft die kriteria echter wel in een verkeerd wetenschappelijk tijdschrift gepubliceerd: een tijdschrift dat voornamelijk gelezen werd door klinici.

 

De Canadese kriteria zijn er gekomen op de vraag van de Minister van Volksgezondheid van Canada om huisartsen in Canada een duidelijk beeld te geven wat die aandoening(en) precies is/zijn: hoe die het best omschreven kan worden.

En wat er bekend is over de verschillende behandelingen, het nut van die behandelingen en de behandelingen die niet nuttig zijn enzovoorts.

 

Dus voor artsen (lees: klinici) zijn de Canadese kriteria wel erg belangrijk?

 

Voor behandelend artsen zijn de Canadese kriteria wel heel belangrijk.

 

Ik gebruik de Canadese kriteria dagelijks.

Maar de meeste mensen die ik zie zijn al voorgefilterd door anderen.

Die worden meestal uit een praktijk naar ons doorverwezen.

 

Zelfdiagnose neemt in omvang af.

Er zijn nog wel mensen die er via het internet achter komen dat ze aan de kriteria voldoen en dan hierheen komen.

Maar de meesten zijn doorverwezen door een huisarts die de kriteria kent.

 

Dat is niet meer zoals tien jaar geleden, toen we hier veel mensen over de vloer kregen die eigenlijk een overtrainingssyndroom hebben.

 

Een wat?

 

Een overtrainingssyndroom.

 

De klachten van een overtrainingssyndroom, van een zwaar overtrainingssyndroom komen sterk overeen met die van M.E./CVS.

Omdat je ook hierbij te maken hebt met overaktiviteit van het sympathisch zenuwstelsel.

 

Kunt U mensen met een overtrainingssyndroom goed onderscheiden?

 

Ik kan de twee groepen patiënten goed van elkaar onderscheiden.

 

Wat is hét verschil tussen klinische kriteria en wetenschappelijke kriteria?

In principe moet je in beide gevallen groepen mensen selekteren…

 

De Canadese kriteria leggen meer nadruk op klachten die voorkomen bij de meerderheid van de groep.

De Fukuda-kriteria zijn bij konsensus vastgesteld.

Die kriteria zijn door een groep mensen bij stemming bepaald.

 

(Prof. de Meirleir maakte deel uit van een internationale groep experts die samen de Canadese richtlijnen opgesteld hebben.

De Canadese richtlijnen zijn klinische kriteria voor een harde diagnose door medici. FT)

 

Een soort songfestival-idee dus?

 

Ja

 

De klinische (Canadese) diagnosekriteria zijn er gekomen dankzij het doktoraat (proefschrift) van dr. de Becker, die 1.600 patiënten heeft bestudeerd.

Alle symptomen die aanwezig waren bij minstens 70% van de patiënten, werden als diagnosekriteria aangemerkt. Dat resulteerde in ca. 20 symptomen. 

 

Men heeft niet vooraf tegen ons gezegd: het moeten zoveel kriteria zijn.

Het gaat om het totale klachtenpatroon bij een patiënt.

Als je het patroon bij iemand ziet, dan voldoet die patiënt aan de kriteria.

 

Worden de Canadese richtlijnen al wat vaker in de praktijk gebruikt?

 

In Amerika en in Canada wel, in Europa veel minder.

Er is een groot probleem:

De kriteria zijn niet gepubliceerd in een groot wetenschappelijke tijdschrift .

 

(De kriteria zijn gepubliceerd in het Journal of Chronic Fatigue Syndrome.

Dit tijdschrift is nog niet opgenomen in de groep van officiële vakbladen. FT)

 

Het Journal of Chronic Fatigue Syndrome zal binnenkort geïndexeerd worden.

(toetreden tot de officieel aanvaarde wetenschappelijke tijdschriften. FT)

 

De uitgever is in het verleden onhandig geweest:

Hij heeft niet het belang van indexering (officiële registratie) ingezien.

 

 


3.2  Diagnose – Bloedonderzoek

 

 

3.2.1  Diagnose – Bloedonderzoek - Afweersysteem

 

Welke bloedtesten laat U uitvoeren als patiënten hier binnenkomen?

 

Dat hangt er van af.

Of in het ziektebeeld de nadruk ligt op pijn

of dat er duidelijke tekenen zijn van immuunaktivatie (een aktieve afweer, FT):

de mensen die altijd griepachtige klachten hebben.

 

Bij patiënten die tekenen vertonen van immuundeficiëntie (een verzwakt afweersysteem, FT) doen we een grondige analyse van het immuunsysteem.

 

We doen nu nog praktisch geen onderzoek naar cytokines,

omdat dat vrij duur uitvalt en niet terugbetaald wordt door de ziektekostenverzekering.

 

Ik laat ook de stand van zaken m.b.t. een aantal antivirale pathways bepalen, omdat die vaak verstoord zijn.

 

We brengen ook de Natural Killer-cellen in kaart, omdat algemeen aanvaard is dat de Natural Killer cel-funktie (aantal en aktiviteit) laag is.

 

Recent zijn we ook begonnen met het bestuderen van de gestimuleerde Natural Killer-cel-funktie, in vitro (buiten het lichaam/”kunstmatig”. FT).

Omdat belangrijk is te weten of de Natural Killer-cellen nog geaktiveerd kunnen worden of dat ze volledig dood zijn: niet meer kunnen funktioneren.

 

Dat zal ook een ander licht werpen op de mogelijke oorzaak van M.E./CVS.

 

Iets permanent toxisch (schadelijk, giftig FT) zal uiteindelijk onomkeerbaar aktiviteitsvermindering geven. Iets wat van tijdelijke aard is, wat fluktueert, zal ook een beeld geven van meer wisselende Natural Killer cel-funktie.

 

Er zijn patiënten waarvan de Natural Killer-cellen volkomen dood zijn!

Die patiënten hebben geen Natural Killer-cel funktie meer. Nul! Niks meer!

 

Dat is eigenlijk nog erger dan een AIDS-patiënt toch?

 

Ja, die zijn de eerste lijn van hun defensie toch kwijt!?

Het is verwonderlijk dat we niet vaker kanker zien.

 

Ik begreep uit het onderzoek van professor Jason (zie tabel onder) naar de doodsoorzaak van 166 patiënten op de memorial list (herdenkingslijst) dat 20% van de mensen aan kanker overleden waren.

 

Ik denk dat dat niet afwijkt van het gemiddelde van de bevolking: 20 a 25%.

Maar ik denk dat het hoog ligt voor de leeftijd.

 

Ik denk dat het hoog ligt voor de leeftijd waarop mensen overlijden.

Als men de leeftijdskategorie bekijkt, dat het dan relatief hoog ligt.

 

De gemiddelde leeftijd waarop mensen overleden aan kanker was 48 jaar.

 

 

 


 

Causes of death among patients with chronic fatigue syndrome
Health Care Women Int. 2006 Aug;27(7):615-26.
Jason LA, Corradi K, Gress S, Williams S, Torres-Harding S

 

Doods-oorzaak

“Aandeel”

Leeftijd bij overlijden M.E./CVS-patiënten

Leeftijd bij overlijden gemiddeld

Verschil

 

Kanker

±20%

47,8 jaar

72,0 jaar

24,2 jaar !!

Hartfalen

±20%

58,7 jaar

83,1 jaar

24,4 jaar !!

Zelfmoord

±20%

39,5 jaar

48,0 jaar

  8,5 jaar

 


 

 


 

3.2.2  Diagnose – Bloedonderzoek – Infekties

 

 

3.2.2.1  Diagnose – Bloedonderzoek – Infekties / PCR-test

 

Ik weet uit eigen ervaring dat u ook een aantal testen naar infekties uitvoert.

Er zijn hele diskussies over zijn PCR-testen naar mycoplasma, Bartonella etc.

Kunt U uitleggen wat het verschil is tussen een PCR- en een antilichamentest?

 

Is er dan een diskussie over PCR-testen?

 

Omdat het afweersysteem voor bepaalde, vaak intracellulaire, pathogenen geen antistoffen aanmaakt (daarom juist is de infektie chronisch geworden), zijn testen die die pathogeen zelf opsporen in die gevallen veel zinvoller.

 

In de ME-wereld is er veel diskussie over de juistheid en de betrouwbaarheid van PCR-testen…

 

Er zijn recent heel veel wetenschappelijke artikelen verschenen m.b.t. het feit dat bepaalde mikro-organismen (lees: pathogenen, ziektekiemen) niet aan te tonen zijn op gewone wijze (antilichamentest, FT). En dat zijn meestal intracellulaire organismen.

 

Dan is het enige alternatief het genetisch materiaal van het ziekmakende organisme zelf aan te tonen. En als dat genetische materiaal in grote hoeveelheden aanwezig is en het is detekteerbaar (aantoonbaar), moet je wel tot de konklusie komen dat een verhoogde aktiviteit is van dat mikro-organisme.

 

Als je bijvoorbeeld kijkt naar de mycoplasma’s van de Bijlmermensen, waarbij bij 70% de aanwezigheid van genetisch materiaal van het mycoplasma aangetoond is. In de kontrolegroep wordt bij 6% het DNA van mycoplasma’s in het bloed aangetroffen.

Er is nogal een groot verschil nietwaar tussen 6% en 70%.

 

Als PCR-testen kwakzalverij zijn,

dan moet je heel de geneeskunde ter diskussie stellen!

 

Sommige mensen stellen zelfs het heelal ter diskussie.

 

 

 

3.2.2.2  Diagnose – Bloedonderzoek – Infekties / Pathogenen

 

Ik weet uit mijn eigen ervaring dat U ook onderzoek doet naar bijzondere infekties, zoals Bartonella, Chlamydia, Mycoplasma, Borrelia, HHV6.

Volgens het rapport van de Nederlandse Gezondheidsraad zijn die dat, en dan met name mycoplasma’s, onschuldige mikro-organismen. Is dat juist?

 

Mycoplasma fermentans is rechtstreeks verantwoordelijk voor kanker.

Dat is bekend uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek.

 

De Gezondheidsraad is de Gezondheidsraad. Mensen hebben een opinie.

Misschien dat ze niet alles gelezen hebben wat wetenschappelijk bekend is… (cynische lach).

 

Mycoplasma fermentans is een pathogeen (ziekteveroorzakend) organisme.

 

Bij veel Bijlmerslachtoffers is de PCR-test voor M. fermentans zeer positief.

En dat terwijl M. fermentans bij gezonde personen bijna niet voorkomt.

 

 

 

3.2.3  Diagnose – Bloedonderzoek – Samenvattend

 

 

 

 

OVERZICHT

 

*  Pathways/deelsystemen

   * RNAse-L-deelsysteem (aktiviteit, fragmentatie)

   * PKR-deelsysteem

 

*  Afweercellen

   * NK-cellen (aantal, NK-celfunktie: werkzaamheid)

   * T-cellen

   * B-cellen

   * etc.

 

* Produkten afweersysteem

   * stikstofoxide

   * elastase

   * etc.

 

 

 

 

 

3.3  Diagnose – Inspanningsonderzoek

 

Wat is een inspanningstest?

En wat is de rol van die inspanningstest?

Zou die inspanningstest eigenlijk niet veel belangrijker moeten zijn bij de diagnose door huisartsen en specialisten?

 

Inspanningstesten komen in de medische opleidingen eigenlijk niet aan bod. Er zijn een aantal artsen die als specialisatie sportgeneeskunde of sportkardiologie hebben gekozen aan de universiteit. Maar dat is een minderheid.

 

En de pure kardiologen zijn eigenlijk niet geïnteresseerd in het internistische (interne gedeelte) van de aandoening, maar hebben uitsluitend interesse in de buitenkant, het technische gedeelte: arbeidskapaciteit en dergelijke.

 

Ik ben vaak gevraagd om inspanningsfysiologisch advies te geven.

De maximale zuurstofopname (VO2 max) van M.E./CVS-patiënten, één van de meetuitkomsten, is aanzienlijk minder dan die van leeftijdsgenoten.

 

Er is een direkt verband tussen maximale zuurstofopname en de ernst van de klachten.

De zuurstofopname van iemand die werkt is hoger dan die van iemand die deeltijds werkt en die is weer hoger dan die van iemand die niet meer kan werken.

 

De maximale zuurstofopname is een prima graadmeter, het klopt bijna altijd.

Er is een direkt verband tussen arbeidskapaciteit en zuurstofopname.

 

Echter, bij circa 10 tot 15% van de patiënten is de arbeidskapaciteit verder gedaald dan je op grond van de gedaalde maximale zuurstofopname (bijv. 30% minder) zou aannemen.

Door diverse andere klachten, bijvoorbeeld neurokognitieve klachten (geheugen-en-koncentratie-problemen), zijn die patiënten volledig arbeidsonbekwaam (arbeidsongeschikt).

 

Ik denk dat we uiteindelijk tot een puntensysteem voor de arbeidskapaciteit, bijv. op basis van bijvoorbeeld de maximale hartfrekwentie (hartslagen per minuut bij een maximale inspanning/uitputting) zouden moeten komen.

 

Wij jagen mensen bij een inspanningstest tot het uiterste (lees: uitputting).

De maximale hartfrekwentie wordt echter vaak niet bereikt.

Patiënten kunnen die maximale hartslag niet bereiken,

omdat de spiermassa, de spierkracht (de kracht van de hartspier) daarvoor ontbreekt.

 

We zouden met een puntensysteem tot een objektieve bepaling van de arbeidskapaciteit moeten komen. Op basis van dat puntensysteem zou vastgesteld moeten worden of iemand, deeltijds of voltijds, kan werken of niet.

 

In de Verenigde Staten ligt dat een stuk eenvoudiger. In de VS is een maximale zuurstofopname van 7 Metz op de “loopband” (=24,5 milliliter per kilo per minuut: de maximale zuurstofopname per minuut gedeeld door het lichaamsgewicht van de proefpersoon) de ondergrens. Op de fiets ligt die ondergrensgrens 7% lager, dus op 23 milliliter per kilo lichaamsgewicht.

 

Iemand is arbeidsonbekwaam (arbeidsongeschikt) als de maximale zuurstofopname beneden die ondergrens ligt.

 

Dus de inspanningsproef is daar volledig bepalend voor de mate van arbeidsongeschiktheid?

 

Een kollega van de ULB (de Franstalige universiteit van Brussel, FT), ook inspanningsfysioloog, heeft gekeken wanneer oudere mensen naar een verzorgingstehuis gaan, omdat ze niet meer voor zichzelf kunnen zorgen.

Dat is bij een maximale zuurstofopname van 13 milliliter per kilo lichaamsgewicht.

Ik heb veel patiënten die daaronder zitten en veel patiënten in die buurt.

 

Een hartpatiënt wordt volledig arbeidsongeschikt verklaard bij een maximale zuurstofopname van 15 milliliter per kilo lichaamsgewicht of minder.

 

De mogelijke verklaring(en) voor de lage maximale zuurstofopname:

*   Bij M.E.-patiënten zien we problemen m.b.t. de bloedcirculatie.

*   Daarnaast is er sprake van een mitochondriaal probleem

     (problemen bij de aanmaak van energie door de energiefabriekjes in de cellen).

*   Sommige patiënten hebben bovendien ook nog hartproblemen.

 

Het is dus niet meer dan logisch dat de maximale zuurstofopname (veel) lager is dan normaal.

 

De maximale zuurstofopname van een vrouw rond de dertig jaar is normaal (gemiddeld) 30-36 milliliter per minuut (per kilo).

Het merendeel van mijn vrouwelijke patiënten van 30-35 jaar komen tot een maximale zuurstofopname van 19-20 milliliter per minuut. Dus de meesten hebben een zuurstofopname die even boven de helft ligt van wat men normaal mag verwachten.

 

Als een “normaal” mens de trap op loopt, kost dit hem een inspanning van 30% van zijn maximale vermogen.

Als een M.E./CVS-patiënt een trap op loopt, is dat een inspanning van 70% van zijn maximale vermogen.

Dat is toch een groot verschil, nietwaar?

 

Bij sommige patiënten is het inspanningsvermogen niet zo veel aangetast.

Vaker is vooral het rekuperatievermogen (herstelvermogen, FT) extreem laag.

Dit omdat de perifere doorbloeding, de doorbloeding van de ledematen, toch serieus verstoord is, door allerlei verschillende biologische mechanismen.


Wat wordt er naast maximale zuurstofopname en maximale hartslag (hartslag bij maximale inspanning) nog meer gemeten bij de inspanningstest?

 

De inspanning (gemeten in Watt) waarbij het respiratoir quotiënt 1 is:

de inspanning waarbij het lichaam overgaat van aërobe op anaërobe verbranding.

Hartslag in rust, voor de fietstest, en hartslag bij maximale inspanning.

 

De situatie verschilt van patiënt tot patiënt.

Er zijn patiënten bij wie de hartslag in rust al heel hoog is.

Bij die patiënten zal het lichaam bij inspanning al snel overgaan naar anaërobe verbranding, waarbij melkzuur, dat bij een gezond mens kramp veroorzaakt, ontstaat.

 

De situatie is mede afhankelijk van de utionele status (reservevoorraden, FT).

Vaak hebben patiënten voordat ze hier komen al veel van hun glycogeen, (“suikers” opgeslagen in spieren) verbruikt. Daardoor zal bij hen de hoeveelheid melkzuur bij inspanning niet veel verder kunnen stijgen.

 

Vergelijk dit met een wielrenner die 180 kilometer gereden heeft en niet gegeten.

Ook bij hem zal de hoeveelheid melkzuur aan het eind van de etappe niet verder stijgen.

Dan rijdt hij puur op vetten (omdat de glucose op is, FT).

 

En dat gebeurt ook dikwijls bij M.E/CVS-patiënten.

 

Men kan dat niet goed bestuderen, tenzij men dat binnen een gekontroleerde omgeving doet. Probleem hierbij zijn bijvoorbeeld de maagproblemen van de patiënten. Je kunt wel tegen patiënten zeggen dat ze de laatste twee uren voor de inspanningsproef niet mogen eten en geen inspanning mogen leveren, maar dan zit je bijvoorbeeld nog altijd met de slecht maaglediging (zeer langzame spijsvertering). Dat maakt het lastig om dit goed te onderzoeken.

 

 

 

 

INSPANNINGSTEST

 

*  Inspanning (in Watt):    anaerobe drempel, maximaal (uitputting)

*  Zuurstofopname:          in rust, anaerobe drempel, maximaal (uitputting)

*  Hartslag/Pols:             in rust, anaerobe drempel, maximaal (uitputting)

 

 

 


 

3.4  Diagnose – Samenvattend

 

 

3.4.1  Diagnose - Samenvattend – Over de rol van bloedtesten

 

Wat is de rol, het belang van de bloedtesten bij uw diagnose?

 

Als je iemand hebt bij wie je grote hoeveelheden genetisch materiaal van mycoplasma, clamydiae, herpesvirussen etc. met PCR vaststelt,

dan gaan we er van uit dat de immuunfunktie heel sterk gedaald is

 

Het is moeilijk de cellulaire immuniteit te kwantificeren kwa aktiviteit.

Ik moet daarvoor verschillende parameters gebruiken.

De Natural Killer-cel-funktie en de T-cel-funktie staan daarbij centraal.

 

Voor de T-cel-funktie is er slechts één onderzoek erkend.

Die test, afkomstig uit Amerika, is ook nog eens heel duur.

 

Als je al die dingen bij elkaar voegt, dan heb je een goed idee

hoe sterk de cellulaire immuniteit eigenlijk onderdrukt (lees: verzwakt) is.

 

Is er een direkt verband met het aantal en de intensiteit van de klachten?

 

Ja, daar is zeker een verband tussen.

 

Neem bijvoorbeeld het herpes 6-virus (HHV6-virus).

Dat hangt heel sterk samen met allerlei overgevoeligheden, bijvoorbeeld voedselallergieën.

 

Het is nog niet bewezen dat het maag-darm-systeem een belangrijke rol speelt,

maar U kunt er van uitgaan dat de lokale/plaatselijke immuniteit in de darm een relatie heeft met de aard en de omvang van de klachten.

 

Ik denk dat men dat eigenlijk onderschat.

 


 

3.4.2  Diagnose - Samenvattend – Overzicht

 

Samengevat:

Bij een diagnose brengt U de inspanningskapaciteit en de ontregeling van het afweersysteem in kaart,

met name door de omvang van het RNAse-L-fragmentatie-probleem en de Natural Killer-cellen (hoeveelheid en kracht).

Zijn er nog andere zaken die voor alle M.E./CVS-patiënten relevant zijn?

 

Van Natural Killer-cellen is via wetenschappelijke studies het meest bekend.

 

Maar bij een deel van de patiënten zie je ook grote hoeveelheden B-cellen.

Mensen met hypergammaglobulinemie.

 

Er zijn echter ook mensen bij wie de B-cel-aktiviteit onderdrukt is.

 

Er zijn ook mensen bij wie T-, NK- én B-cellen onderdrukt zijn.

Mensen met hypogammaglobulinemie en met agammaglobulinemie.

 

 

 

 

De situatie is per patiënt anders, maar informatie over het afweersysteem (NK-cel-, T-cel-, B-cel-aktiveit, RNAse-L-fragmentatie) verschaft ons inzicht in de pathofysiologische (ziekmakende) mechanismen bij specifieke patiënten.

 

Het NK-cel-probleem (lager aantal/minder effektief) en RNAse-L-fragmentatie zijn toch afwijkingen die bij vrijwel alle patiënten (>95%) spelen?

 

Het NK-cel-probleem heeft rechtstreeks te maken met het niet goed funktioneren van het RNAse-L-afweerdeelsysteem. Het is een duidelijk verband.

 

De derde variabele die hier direkt (statistisch) verband mee houdt, is de verhoogde stikstofoxideproduktie: verhoogde inflammatoire aktiviteit.

 

Het probleem is dat stikstofoxide ook toxisch is voor de NK-cellen.

(die die stikstofoxide op hun beurt soms zelf produceren, FT)

 

Ook andere faktoren kunnen de aktiviteit van NK-cellen nadelig beïnvloeden, zoals toxische stoffen. Het is een optelling van al die schadelijke effekten.

 

Als ik het allemaal goed begrijp vernielt het afweersysteem zichzelf?

 

Het afweersysteem funktioneert gewoon niet goed.

Vergelijk het met een oude auto met drie wielen: dat rijdt niet goed, hé!

 

Ook stikstofoxide speelt een belangrijke rol in de oorzaak van M.E./CVS.

 

Veel mensen worden ziek na een heelkundige ingreep (operatie).

Wat gebruiken de anesthesisten om iemand in slaap te brengen?

Stikstofoxide.

 

En stikstofoxide is heel toxisch (giftig).

Na de ingreep krijgt men de ene infektie na de andere.

Die stikstofoxide doet daar geen goed aan.

 


 

3.5  Diagnose – Markers

 

3.5.1  Diagnose – Markers – RNAse-L-marker

 

Hoe betrouwbaar is de RNase-L-marker?

 

Uit drie verschillende studies blijkt dat bij 88%-92% van de patiënten RNAse-L gefragmenteerd (“opgeknipt”) is. Tegenover slechts 8% bij de kontrolegroep.

En dan moet je nog bedenken dat in de kontrolegroep kontaktpersonen zitten, mensen die ziek geweest zijn of een andere aandoening hebben.

 

Ik beweer niet dat de RNase-L-afwijking uitsluitend beperkt is tot M.E.!

 

Mensen associëren U nu eenmaal met die RNAse-L-marker.

Uw voornaam zou RNAse-L kunnen zijn…

 

Het was toevallig de eerste marker die ontdekt werd.

Die ken ik nu eenmaal het beste.

En hij is zeer bruikbaar gebleken bij de 11.000 patiënten die ik gezien heb.

 

Als de RNAse-L-fragmentatie-ratio nog normaal is (0,5),

dan weet je uit ervaring dat de symptomen van de patiënt vooral gezocht moet worden in afwijkingen in het PKR-deel van het afweersysteem.

 

Als de RNAse-L-ratio normaal is, rekupereren mensen vaak nog redelijk goed.

Die mensen hebben meestal nog een normale Natural Killer Cel-funktie.

Bij hen zijn mogelijk wel andere afweerdeelsystemen dan het RNAse-L-deelsysteem geaktiveerd. In de meeste gevallen betreft dat het PKR-deelsysteem.

 

 


 

 


 

 

 

De RNAse-L-aktiviteit (is het RNAse-L-afweerdeelsysteem aktief?) en

de RNAse-L-fragmentatie (is het RNAse-L “verknipt” tot in fragmenten?)

geven samen een goed beeld van de situatie van een individuele patiënt.

 

Bij iemand die een hoge RNAse-L-aktiviteit heeft en geen RNAse-L-fragmentatie is een krachtige virale infektie aktief. Bij iemand met een lage RNAse-L-aktiviteit, maar een relatief hoge RNAse-L-fragmentatie, is er iets heel anders aan de hand, waarschijnlijk niet het gevolg van een recente virale infektie.

 

En dan heb je ook nog de kombinatie hoge aktiviteit en hoge fragmentatie.

 

Mensen hoeven niet voor ons te denken!

 

Ik denk niet dat je honderd plastisch chirurgen vind die op dezelfde manier te werk gaan…

 

Iemand die een mooi gezicht wil hebben of een mooie neus,

gaat toch ook niet aan zijn chirurg vragen,

gebruikt U RNAse-L of PKR?

 

Alleen het eindresultaat telt…

en dat doe je met de middelen die je hebt.

 

We hebben een aantal markers op een hoop gegooid en daarop statistisch onderzoek uitgevoerd om zodoende een beslissingsboom samen te stellen.

En RNAse-L is niet alleen van groot gewicht, maar ook zeer onderscheidend.

 

De RNAse-L-fragmentatie is aanwezig bij 90-92% van de CVS-patiënten.

In de oorspronkelijke studie van Suhadolnik was het aantal patiënten met RNAse-L-fragmentatie 88%, in die van ons 90% en in die van een ander 92%.

 

 

 

 

3.5.2  Diagnose – Markers – Genen(aktiviteit)-markers

 

3.5.2.1 Afwijkende genenaktiviteit: oorzaak of gevolg?

 

 

Wat me opvalt m.b.t. de C3-studies, is dat er in de media veel nadruk gelegd werd op de twee studies die uitsluitend naar de stressresponse keken..

 

De stressresponse is verstoord.

Dat is duidelijk, maar dat is een gevolg.

 

En ik denk dat wanneer men de aandoening korrekt behandeld en omkeert,

dat die stressresponse zal normaliseren.

 

Ik denk dat het sympathisch zenuwstelsel so wie so verstoord is bij deze aandoening.

Er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat er stoornissen zijn in het dopamine-hoeveelheden in de hersenen en dergelijke.

 

We zien allerlei veranderingen in de hersenen,

in de neurotransmitter-aanmaak, in aminozuur-stofwisseling.

Zodanig dat de aanmaak van catecholaminen duidelijk verstoord is.

 

En als we dan zien dat de rust-hart-frekwentie van mensen (hartslag in rust), ook bij diegenen met een normale bloeddruk, verhoogd is, kan men zeggen dat het sympathisch zenuwstelsel uiteindelijk meer werk doet dan dat hoeft.

 

Die lagere stressresponse is volgens mij een sekundair verschijnsel!

 

 


 

Ik ken een aantal redenen, ik zal ze niet allemaal opsommen, waardoor de genenaktiviteit kan veranderen/fluktueren in de loop der tijd.

Men spreekt vaak van genenafwijkingen, maar dat lijkt me onjuist.

Je moet toch eigenlijk spreken van afwijkende genenaktiviteit en niet van genenafwijkingen?

 

Uit gene expression-onderzoek kan je “alleen” maar afleiden of er ten opzichte van andere mensen een hogere of lagere eiwitsynthese is.

 

Die afwijkende genenaktiviteit/produktieomvang is toch eigenlijk een gevolg.

Er moet toch iets zijn wat die lagere/hogere produktieomvang veroorzaakt.

Is dat voor het verklaren/behandelen van M.E. eigenlijk niet veel wezenlijker?

 

Ja.

Zolang je geen onderzoek doet, waarbij de ene helft een geneesmiddel en de andere helft een placebo krijgt, en kijkt naar afwijkende genenaktiviteit voor en na behandeling van de mensen die genezen zijn, weet je nog niet veel.

 

Ik veronderstel, ik zeg: veronderstel, dat een groot deel van die afwijkende genenaktiviteit sekundair is: gevolg van infekties en andere zaken.

 

 

 

3.5.2.2  Afwijkende genenaktiviteit: variabiliteit (in de tijd, per patiënt)

 

Bij de C3-studies, die onlangs gepubliceerd zijn,

werden niet meer de 1994-kriteria gebruikt, maar vragenlijsten “chronische vermoeidheidsklachten”.

Als je dan onderzoek gaat doen naar afwijkende genenaktiviteit,

krijg je dan niet een beetje vertekend beeld?

 

Is er een direkt verband tussen vermoeidheidsklachten en genetika?

Ik denk niet dat er een dergelijk verband bestaat.

 

Ik vermoed ook dat de uitkomsten van de genenaktiviteit-studies zeer heterogeen zullen zijn (uiteenlopende patiënten, dus uiteenlopende resultaten, FT).

 

Zal het mogelijk zijn een unieke genenaktiviteiten-marker te vinden?

 

Ik geloof dat veranderde genenexpressie sekundair is (een gevolg is, FT) en dat er gradaties in zijn, etc. Dus ik denk dat dat nog heel moeilijk wordt.

 

Genenaktiviteit verandert toch ook door de toestand waarin je je bevindt?

 

De genenaktiviteit verandert van dag tot dag.

 

Ja, maar je krijgt soms uit de media en wetenschappelijke tijdschriften de indruk dat het een soort genetische aanleg is, die je in het begin van je leven meekrijgt van Onze Lieve Heer en dat die voor de rest van je leven vastligt.

 

Dat wil men ons doen geloven.

Maar dat is, denk ik, niet het geval.

 

Ik denk dat genetische expressie ook verandert als Uw immuunsysteem overreageert en

bij vele M.E./CVS-patiënten overreageert het immuunsysteem.

 

Als je uiteindelijk in de situatie terechtkomt waar weinig antigenische stimulatie (weinig reaktie op lichaamsvreemde stoffen) is, zal het afweersysteem niet goed reageren. Dus ben je erg kwetsbaar voor allergenen of omgevingstoxinen (gifstoffen uit de omgeving). Dan staat het immuunsysteem in brand en zullen de resultaten van genenaktiviteitenstudies er heel anders uit zien.

 

Ik begreep dat bijvoorbeeld ook pathogenen misbruik kunnen maken van de genenexpressie, de eiwitproduktie van de gastheer?

Er zijn allerlei redenen waarom de genenexpressie verandert.

 

De mensen van het CDC hebben ook duidelijk gesteld dat ze tien jaar nodig hebben om al die data (de gegevens uit de C3-studies, FT) te analyseren.

 

Bovendien is de veranderde genenexpressie vaak het gevolg van iets anders.

 

 

 

3.5.2.3 Afwijkende genenaktiviteit: over de rol van “genenmarkers”

 

Het mooie zou zijn als we zeer homogene groepen vinden kwa genetische expressie.

Dat men die vervolgens een behandeling geeft en dat men van al diegenen die genezen zijn de situatie achteraf vergelijkt met de situatie vooraf (voorafgaande aan de behandeling).

En dan kan men ook vaststellen welke afwijkende genenexpressie voorbeschikkend is en welke een gevolg.

 

Ik denk dat dergelijk onderzoek op dit gebied het meest relevant is.

Maar dat zal men de eerste vijf jaar nog niet kunnen doen.

 

Waarom?

 

Omdat de resultaten zo heterogeen zijn, door de selektie van de patiënten (chronische vermoeidheid, CVS, M.E.?) die aan het onderzoek deelnamen.


 

 

3.5.3 Diagnose – Markers – Strijd?

 

Patiënten hebben soms het idee dat het om een kommerciële strijd om markers gaat tussen genen(aktiviteit)markers, de RNAse-L-marker etc.

Is dat zo?

 

Absoluut niet!

 

Markers zijn uitsluitend hulpmiddelen om de beste behandeling te bepalen.

En dan gebruik je die markers die je het beste kent/begrijpt en

waarvan je weet dat ze een nauwe samenhang met de klinische symptomen (aard en ernst van de klachten, FT) hebben.

 

Markers moeten uiteindelijk normaliseren, naarmate de patiënt geneest.

 

Markers zullen dus ook fluktueren met de ernst van de ziekte/klachten.

Als de behandeling van een patiënt, waarvan voor de behandeling 40% van de RNAse-L gesplitst is (in RNAse-L-fragmenten), succesvol is, zie je een sterke afname van de RNase-L-fragmentatie: die is na afloop totaal verdwenen.

 

Welke andere markers worden er nog meer gebruikt?

 

Immunosciences, een groot laboratorium in de Verenigde Staten, heeft een patent aangevraagd op een marker op basis van de PKR-hoeveelheden.

Wat voor mij de RNAse-L-marker is, is voor dr. (Vojdani, FT ?) de PKR-marker.

En de PKR-marker is even goed te verdedigen als de RNAse-L-marker.

 

De PKR-aktiviteitsmeting is een moeilijke test (basismateriaal, testmethode).

De reproduceerbaarheid (herhaalbaarheid), een kwaliteitseis, is minder goed.

 

Je kiest een test op basis van wat beschikbaar is en een goed inzicht geeft.

 

Zijn markers eigenlijk niet een soort “thermometers”?

Ze vertellen je dat je koorts hebt, niets meer en niets minder.

 

Precies.

 

Bij griep ga je ook niet alle stoffen meten, die de koorts veroorzaken.

Je meet de koorts met een thermometer, totdat de griep verdwenen is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Symptomenkomplex: het geheel van klachten van de patiënt.

 

Sympathisch zenuwstelsel: onderdeel van het autonoom zenuwstelsel (dat een groot aantal onbewust plaatsvindende funkties reguleert);

bereidt het lichaam voor op arbeid, vecht- en vlucht-reakties: fright, flight or fight.

 

Cytokines: de boodschapperstoffen van het afweersysteem.

 

Antivirale pathways: een reaktiemechanisme van het afweersysteem, voorbeelden: het RNAse-L-deelsysteem en het PKR-deelsysteem.

 

Natural Killer-cellen (NK-cellen): grove geschut van het afweersysteem, schakelen zieke cellen (geïnfekteerde cellen, tumorcellen etc.) uit.

 

PCR-test: test waarbij men een specifieke pathogeen (ziektekiem) opspoort door ontbrekende stukjes van het erfelijk materiaal aan te vullen; dit in tegenstelling tot de gewone bloedtesten, die antistoffen aantonen.

 

Aërobe verbranding: normale energieproduktie op basis van "suiker" (glucose) en zuurstof (normaal voor gewone inspanningen toereikend):

verbranding van 1 molekuul glucose levert 32 molekulen ATP (energie) op.

 

Anaërobe verbranding: energieproduktie zonder zuurstof (omdat die niet, meer, beschikbaar is), met als resultaat laktaat (bijprodukt):

verbranding van 1 molekuul glucose levert (slechts) 2 molekulen ATP op.

 

B-cellen: vormen de kern voor de Th2-reaktie van het afweersysteem; maken, als plasmacellen, antistoffen aan en brengen daarmee een merkteken aan op de indringers (bakteriën etc). De gemerkte indringers worden daarna door andere witte bloedcellen (makrofagen etc.) uitgeschakeld.

 

T-cellen: de regisseurs van het afweersysteem (rust, Th1- of Th2-reaktie).

 

NK-cellen: het grove geschut van het afweersysteem, schakelen zieke cellen (geïnfekteerde cellen en tumorcellen) en indringers uit.

 

Hypergammaglobulinemie: als iemand te veel afweerstoffen aanmaakt.

 

Hypogammaglobulinemie: als iemand te weinig afweerstoffen aanmaakt.

 

Agammaglobulinemie: als iemand geen afweerstoffen aanmaakt.

 

Stikstofoxide (NO): wordt o.m. door afweercellen aangemaakt om indringers uit te schakelen: vrije radikalen beschadigen zieke cellen/indringers.

 

Inflammatoire aktiviteit: ontstekingsreaktie bijv. als gevolg van een infektie.

 

RNAse-L en PKR zijn twee verschillende wapens van het afweersysteem.

RNAse-L schakelt indringers in de cel uit door deze te "verknippen".

PKR voorkomt dat de indringer zich kan reproduceren door hem te beletten de eiwitproduktiefaciliteiten (genenaktiviteit) van de gastheer te misbruiken.

 

Catecholaminen: hormonen werkzaam bij het verwerken van stress

(noradrenaline, adrenaline, dopamine en het bijnierschorshormoon cortisol).

 

Dopamine: hormoon/neurotransmitter die een grote rol speelt bij het ervaren van genot, blijdschap en welzijn, gemaakt uit het aminozuur tyrosine en basisgrondstof voor de hormonen adrenaline en noradrenaline.

 

Genenaktiviteit (genenexpressie): eiwitaanmaak, op basis van het produktievoorschrift/recept, dat in de genen vastligt.